Toen ik in 1972 begon met trekharmonika spelen waren er niet zo veel mensen in ons land die dat instrument bespeelden. Er waren wat oudere heren, veelal met hoedjes op en met sigaren in de mond, die uit hun harmonika's heel wat muziek haalden: polka’s, mazurka’s, musette-walsen, marsen en populaire deuntjes van de laatste 50 jaar of zo.
In het zuiden van Nederland (waar ik vandaan kom) was er af en toe een bijeenkomst van harmonikaspelers uit Zuid Nederland en Noord België, de voorloper van de nu veel voorkomende harmonikadagen. Een aantal van die mensen speelde op een tienbasser van Ceesje Eekels uit Vught, maar er was ook wel eens een mondharmonika, een duitse concertina, een bandonium of een bandonika te horen.
Er waren muzikanten bij met een fabuleuze techniek, mensen die veel gespeeld hadden op kermissen en bruiloften. En je kon horen dat ze altijd voor dansers gespeeld hadden, want 't swingde er behoorlijk op los!
Ook in de Achterhoek waren er nog mensen te vinden die de oude dansmuziek op de trekharmonika konden spelen (en nog steeds). En in Friesland, heb ik me laten vertellen, en op Terschelling.
En in Limburg had je een groep muzikanten die op de Steierische harmonika speelden. Dat waren meestal mensen uit Polen en Yoegoslavië die hier gekomen waren om als mijnwerker de kost te verdienen. Ze hadden hun muziek én hun instrumenten meegenomen (de laatste paar jaar zie je dit type instrument steeds meer). En misschien zaten er in andere delen van het land ook nog wel links en rechts een paar harmonikaspelers, maar het was een uitstervend ras.
En ik denk eigenlijk dat je in 1972 de harmonikaspelers die jonger dan vijftig jaar waren op de vingers van twee handen kon tellen.
Dat is nu wel anders! De laatste twintig jaar zijn er ontzettend veel trekharmonika-spelers en -speelsters bijgekomen. Overal zijn verenigingen ontstaan waar op verschillende nivo’s enthousiast wordt lesgegeven, op veel plaatsen vinden harmonika-dagen plaats en worden workshops georganiseerd. Er zijn twee tijdschriften, het Diatonisch Nieuwsblad en Klank.
Alleen al onze eigen Groesbeekse trekharmonikaklub telt zo’n 120 leden en organiseert elk jaar het Hemelvaartweekend waar meer dan 200 spelers bij elkaar komen om les te krijgen en samen te spelen! Zelf heb ik in de loop der jaren allerlei muziekstijlen op mijn harmonika gespeeld, van Middeleeuws tot Cajun en van Folk tot Rock & roll. Maar Nederlandse muziek ben ik altijd met veel plezier blijven spelen.
Daarom werd het nu tijd in mijn serie ‘De Nijmeegse Tweerijer’ een boek te wijden aan Nederlandse muziek voor de trekharmonika.
Ik ben eerst maar eens gaan zitten spelen en opschrijven wat ik in mijn hoofd had.
Daarna ben ik in mijn eigen geschreven verzameling gaan zoeken, in handschriften van andere mensen, ik ben in mijn eigen en andermans boekenkast gedoken (zie literatuurlijst op blz. 231) en heb allerlei eigen en andermans opnames beluisterd. Mijn boek werd alsmaar dikker en er staan nu zo'n 300 melodieën in, gewoon wat ik leuk en/of mooi vind en zeer uiteenlopend van aard.
Wat is nu Nederlandse muziek? De Vleegerd en de Driekusman natuurlijk, en de Govert en de Schoenlapper en nog veel meer. Maar Nederland is een klein land en er zijn altijd veel kontakten met het buitenland geweest. Dat hoor je natuurlijk ook terug in de muziek: in het noorden, in Friesland en op Terschelling zijn invloeden aanwijsbaar uit Scandinavië, Schotland, en Ierland (Rielen, Horlepiep). In oost Nederland is er een gedeeltelijke overlap met het Duitse (Moeder Wies, Boemel Petrus), in het zuiden met het Belgische en Franse repertoire (Cramignon, Malmidi Contredanse).
Ook van nog verder weg werd muziek binnengehaald (De jenet Schaeren = Janitsaren-dans, de Spaanse Wals,). In sommige kringen was het chique om Frans te spreken en de Lanciers Quadrille te dansen. Nieuwe dansen kwamen in de mode, oude werden ouderwets: allemande, menuet, contredanse, quadrille, schots en polka volgden elkaar op en wat leuk was bleef hangen in de zeef van de geschiedenis.
Wanneer en waarom wordt iets volksmuziek? Een paar aardige voorbeelden: La Petite Tonkinoise was een populair Parijs revue-stukje uit 1906, werd o.a. in 1930 gezongen door Joséphine Baker en wordt nu nog in Brabant op de trekharmonika gespeeld onder de naam Juleke. In Denemarken ook trouwens, maar ik weet niet hoe 't daar heet..
Het werd door mijn oma gespeeld op de mandoline en door haar rond 1920 in haar muziekboekje opgeschreven.
De Jenny Lind Polka is in 1846 in Amerika geschreven en vernoemd naar een beroemde Zweedse zangeres en er wordt nu nog steeds op gedanst in Noord Holland en in Zuid Duitsland. En in Ierland wordt hij nog steeds gespeeld tijdens folksessies in de pubs.
En zo zijn er van hier en daar en overal Angloises, Walzer, Sleivers, Horlepiepen (of is 't Horlepieps?), Contredanses, Menuetten en Madlots komen aanwaaien om samen met de Driekusmannen, de Rijke, de Blauwe én de Lustighe Boer, de Polka's, Mazurka's en Schotsen, de Zevensprongen, de Baonopstekers, Schoenlappers en Slaapmutsen uit te groeien tot een bonte en veelzijdige verzameling Nederlandse volksmuziek, waar je als harmonikaspeler veel plezier aan kan beleven.
Graag wil ik de volgende mensen bedanken:
En natuurlijk de trekharmonikaspelers van de oude garde:
Ik wens iedereen veel plezier met dit boek!
april 2004