Misschien heeft u zich wel eens afgevraagd wat een lepelbasser nou eigenlijk is? Zoniet, dan hier toch ongevraagd het antwoord.
Eigenlijk was dit type het eerste soort trekharmonica dat ik bewust hoorde. Ik had in de zeventiger jaren vorige eeuw een LP van de platenbieb geleend waarop het nummer ‘Schoppenboer’ stond van het Vlaamse gezelschap ‘De Vlier’; volgens de omschrijving gespeeld op een ‘diatonische accordeon’. Ik vermoedde al meteen dat het een instrument zou zijn dat onder elke knop twee tonen had, enigszins chronoloog aan mijn vertrouwde mondharmonica.Vooral de bassen fascineerden mij met hun knorrend geluid.
Pas veel later kwam ik tot de ontdekking dat het instrument een lepelbasser moest zijn. Het kenmerk van dit instrument is dat de bassen zich bevinden op een zogeheten bromkast, een klankkast, die uit het instrument steekt. Dit zorgt voor een snorrend geluid. De gaten worden - net als bij een saxofoon - geopend en gesloten door een klepmechanisme.
De meest bekende lepelbasser is de eenrijer die wordt gebruikt voor de Cajun-muziek en sommige zydeco. die heeft vaak geen kleppen (maar het type van Hohner en dat van Karel van der Leeuw weer wel), maar het snorrende geluid is toch gegarandeerd: als er maar sprake is van een bromkast.
De meeste grotere lepelbassers hebben tien bassen: doorgaans zitten daar geen mineur-accoorden bij. Als je van een CF-stemming uitgaat, heb je er een C, een F, een G, een A, een Bbes, een Es en een D-accoord op.
Dit type wilde ik graag hebben. Noud Martinali uit Kronenberg maakte ze tot een paar jaar geleden nog. Maar helaas paste een nieuwe niet in mijn budget Gelukkig trof ik na enkele jaren zoeken op Marktplaats een advertentie voor een oud exemplaar in Waspik. Tja, zo heet deze negorij in een uithoek van Noord-Brabant echt!
Het instrument, in een zeldzame BE-stemming was er slecht aan toe. Uiteindelijk heeft een goede kennis van me er een jaar aan gewerkt en is hij staat nu te glimmen in mijn werkruimte. Het is wel even wennen, door de afwijkende bassen en de situering daarvan. Bovendien kunnen handen als kolenschoppen - waarvan ik niet de bezitter ben - ook geen kwaad.
Overigens ben ik zeker niet de enige lepelbasserspeler: Mark Söhngen pronkt op YouTube regelmatig met zijn Noud Martinali en Ad Dams uit Noord-Brabant bezit nog een origineel exemplaar van de Vughtse smid Cees Eekels, waarover al eerder in Klank is geschreven. Het instrument is dus niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Nederland nog springlevend!