Graag treed ik op. Zolang ik praat voel ik me op mijn gemak. Zodra ik speel minder. Dan begin ik me erover te verbazen wat ik daar allemaal doe met die knoppen. En hoe ik dat in vredesnaam allemaal heb kunnen onthouden. Gelukkig voel ik me bij veel publiek wel op mijn plek. Vooral als ik merk dat ze oprecht zijn geïnteresseerd.
Onlangs kreeg ik op een ochtend een paniektelefoontje. Er zou in de ruimte van een kerkgebouw muziek uit de zestiger jaren worden gespeeld. Helaas, de band bleek verhinderd. Of ik zou kunnen inspringen.
Ik red graag mensen uit de nood. Dus dat werd ‘ja’. Toen de zaal gevuld was met een publiek dat mijn leeftijd ver oversteeg, deelde de gastvrouw mee dat de band niet had kunnen komen. Gelukkig is Eduard Bekker met zijn acc... eh ... harmonica bereid in te vallen, maar we kunnen begrijpen dat u teleurgesteld bent.
Van die teleurstelling was gelukkig weinig te merken. Pas na enkele toegiften kon ik me losmaken van het publiek.
Gelouterd door ervaring weet ik inmiddels waar ik in Den Haag met mijn trekzak op zijn plaats ben en waar niet. Een ouder publiek is eigenlijk altijd een succes. Dat publiek let minder op uiterlijk. En dat is maar goed ook. Als ik mezelf terug zie op YouTube kan ik enige schaamte niet verbergen. Want wat ben ik lelijk als ik speel!
Het is het meest genadeloze publiek: de camera. Die legt dit zonder coulance vast wat je doet. Terugspoelend zie ik dan duidelijk wat er al zo mis kan gaan: te sterke tempowisselingen, rare mimiek, te hard spelen, de riem te slordig langs mijn kraag. Lijkt het er goed op te staan, blijkt mijn broekriem er wat losjes bij te bungelen. Het betekent vele malen opnieuw beginnen en de deun wordt daar eigenlijk niet beter van.
Hier ervaar ik pas goed wat plankenkoorts is. Blijkbaar ervaren meer spelers dat ook zo: bij YouTube-filmpjes zie je vaak hooguit de harmonica en de handen, maar niet de rest van ’t lijf, dat er toch echt ook wel bij hoort. Alsof de muzikant de toorn van de herkenning vreest van zijn baas of minnares. Of uiterst bescheiden is. Dat kan natuurlijk ook. Toch vind ik het een gemankeerd beeld. Vrouwen staan er opmerkelijk genoeg completer op. Gelukkig. Maar daar heb ik het geloof ik al eens eerder over gehad.
Inmiddels heb ik fouten, vreemde bewegingen en mimiek maar voor lief genomen en weer wat online gezet, omdat ik sommige melodieën te mooi vind om ze voor mezelf te houden: het Corsicaanse volkslied ‘Dio Vi Salvi Regina’. Een bijzondere deun, die slechts uit twee muziekregels bestaat en bijna klinkt als een mantra, deze bisschoppelijke compositie van ruim 900 jaar oud.
En tevens de romantische Griekse filmsong ‘Astà ta malakia sou’. Alles met dank aan Ad Kwakernaat, die deze deunen op muziek heeft gezet voor zijn workshop van Trek er es Uut 2011 in Nijmegen (zie ook trekeresuut.nl).
Kijk, luister en huiver: u kunt deze twee prachtige melodieën horen en zien op corsica.harmonicahoek.nl en grieks.harmonicahoek.nl. Foutloos. Eh... nou ja, bijna.